Spread the love

Outcross

Voor het voortbestaan van het ras

Zo rond het einde van de negentiende eeuw is de Franse Bulldog waarschijnlijk ontstaan uit de Engelse Bulldog en een Terrier. Alle Franse Bulldoggen, zowel met als zonder stamboom, zijn uiteindelijk familie van dezelfde voorouders, de zogenaamde ‘founders’.  Het is algemeen bekend dat de genenpool van de Franse Bulldog relatief klein is, wat betekent dat ze allemaal nauw aan elkaar verwant zijn. 

Het kruisen van honden die aan elkaar verwant zijn, heet inteelt en zorgt ervoor dat zowel goede als slechte eigenschappen extra tot uitdrukking komen. Jarenlang is er door fokkers uitsluitend en alleen op uiterlijk geselecteerd; gezondheid was van ondergeschikt belang. De Franse Bulldog is een hond die lijdt aan een vorm van dwerggroei, wat o.a. leidt tot afwijkingen aan het skelet en de schedel. Als je telkens weer die ene ‘mooie’ hond in je lijnen gebruikt, zie je telkens weer ‘mooie’ honden ontstaan. Helaas worden de gezondheidsproblemen ook telkens weer doorgegeven en wordt de variatie in de genen steeds kleiner, ook al wordt de populatie steeds groter. 

Een kleine gen diversiteit leidt tot erfelijke afwijkingen en ziekten zoals kanker en tast het immuunsysteem aan. Al jaren ben ik mij er als fokker van bewust dat de enige oplossing om tot een gezonder ras te komen, outcross is. Na het bijwonen van een aantal lezingen over dit onderwerp, ben ik ervan overtuigd dat het inkruisen van een ander ras zorgt voor een grotere genetische diversiteit en daarmee een betere gezondheid. Als je bijvoorbeeld een Franse Bulldog zou kruisen met een Whippet, dus een compleet andere hond uit een heel andere rasgroep, heb je al in de F2 generatie je Franse Bulldog terug, zowel qua uiterlijk als qua karakter. Het probleem is alleen: waar vind je een gezond exemplaar van een ander ras? Elk ras heeft zijn eigen specifieke gezondheidsproblemen en ik weet niet genoeg van andere rassen om zomaar iets te gaan doen. 

Sushi is het resultaat van een outcross combinatie in de derde generatie die misschien destijds niet gepland was vanwege gezondheidswinst, maar uiteindelijk wel leidde tot Franse Bulldog pups met betere ruggen, langere snuiten, betere ademhaling en een complete staart. Dat Sushi nou toevallig net een pup was met een probleem in haar rug is pure pech en kan altijd gebeuren. Het idee erachter was voor mij precies wat ik wilde. Een grotere diversiteit in de genen en gezondere honden en iemand anders had het al voor me gedaan. Nu Sushi is afgekeurd, ben ik weer terug bij af. 

Nola is een van mijn weinige gezonde Franse Bulletjes. Volgens de nieuwe ‘richtlijnen’ heeft ze een te korte snuit. Iedereen noemt het richtlijnen, maar het is gewoon keihard de wet. De eisen die de wet aan de snuitlengte stelt zijn duidelijk: op dit moment zijn er héél weinig Franse Bulldoggen met een ‘legale’ neus en dan heb ik het nog niet eens over die honderdduizend andere problemen die binnen het ras voorkomen. Ik wil best de focus op die neuzen gaan leggen (dat deed ik al een hele tijd, maar goed) maar de rest mag natuurlijk niet vergeten worden. Vreemd genoeg wordt daarover niet gerept. Met Sushi mag ik ‘gewoon’ fokken en iedereen zou roepen dat ik zo goed bezig was. 

Nola is dus gezond en heeft een heel behoorlijke rug. Niet perfect, maar dat hoeft ook niet. De rug van een Franse Bulldog is nooit perfect, maar dat mag geen reden zijn om er dan maar helemaal niet meer op te letten. Ondanks haar korte neus is haar ademhaling ook goed en als bonus heeft ze een werkelijk fan-tas-tisch karakter. Vorig jaar heb ik voor haar een langharige reu gekozen vanwege zijn neuslengte. Nola draagt geen langhaar, althans dat dácht ik, dus ik heb geen moment gedacht dat er weleens fluffy pups uit zouden kunnen komen. En toen was daar Jazz, een heuse fluffy. De pups hebben zowel langere als kortere neuzen, maar ik wil het liefst allemaal langere neuzen. Mijn eigen Marley gaf met haar ook zowel langere als kortere neuzen, dus wat te doen? Outcross speelde al een tijdje door mijn hoofd, maar om nou een ongeteste reu te gebruiken? 

Totdat een collega fokster me op een reu wees die zij ook wel ziet zitten en waarvan röntgenfoto’s en andere medische tests beschikbaar zijn. Ik had deze reu al wel op het internet voorbij zien komen tijdens mijn zoektochten naar mogelijke outcross reuen, maar om de een of andere reden had ik niet meer aan hem gedacht. Het is met Nola extra lastig, omdat zij draagster is van het gen voor Cystinuria Type 3. Ik wil voor haar dus alleen een reu gebruiken die hier vrij van is, zodat er nooit lijders uit kunnen komen. Doordat de genetische diversiteit van de Franse Bulldog zo klein is, is de kans op een partner die hetzelfde zieke gen draagt, groot. Als je niet test, fok je dus zonder het te weten ongewenste genen in je ras. Een drager zal zelf nooit aan die specifieke aandoening lijden, maar twee dragers kunnen elk één gen doorgeven aan hun nageslacht en dan krijg je lijders, dus dieren die daadwerkelijk aan die aandoening lijden. Moet je dat willen? Mijn antwoord is nee, alhoewel Cystinuria Type 3 alléén bij ongecastreerde reuen voorkomt. Hoe dan ook, ik wil het niet in mijn pups. 

De reu die ik voor Nola ga gebruiken is net als zij, uitgebreid medisch gescreend, negatief voor Cystinuria Type 3, hoge genetische diversiteit en hij heeft ook een heerlijk karakter. Hij is een kruising tussen een Mops en een Patterdale Terrier. Ik verwacht uit deze combi Franse Bulldog pups met langere neus en complete staart.